Ezekiel 25

Maar toen Oholiba—Jeruzalem—zag wat er met haar zuster was gebeurd, ging zij haar gelijk achterna en zondigde zelfs nog meer dan haar zuster. 1Ook zij begon te lonken naar haar Assyrische buren, die knappe jongemannen op hun mooie paarden, die legeraanvoerders in hun schitterende uniformen, stuk voor stuk aantrekkelijke mannen. 2Ik zag dat zij dezelfde heilloze weg opging als haar oudere zuster. 3
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 23:15.
4
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 23:14-15.
Zij was in feite nog meer ontaard dan Ohola, want zij werd verliefd op figuren die op een muur waren geschilderd! Afbeeldingen van Babylonische legeraanvoerders in strakke rode uniformen, met prachtige gordels en mooie tulbanden op het hoofd.
5Toen zij die afbeeldingen zag, verlangde zij ernaar zich aan die afgebeelde mannen te geven. Daarom stuurde zij boodschappers naar Chaldea om hen bij haar uit te nodigen. 6Zij gaven gehoor aan haar uitnodiging en pleegden overspel met haar. Zij onteerden haar in het liefdesbed, maar daarna begon zij hen te haten en verbrak alle betrekkingen met hen. 7En Ik walgde van haar, net zoals Ik van haar zuster had gewalgd, omdat zij schaamteloos met hen flirtte en zich overgaf aan hun lusten. 8
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Ez. 23:20.
9
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Ez. 23:19-20.
Maar dat deed haar niets. Zij begon zelfs op nog grotere schaal prostitutie te bedrijven, toen zij zich de tijd herinnerde dat zij een prostituee in Egypte was. Daar leefde zij zich uit met mannen die zich lieten leiden door dierlijke driften.
10En zo verviel u weer in de schanddaden van vroeger, toen u uw maagdelijkheid aan de Egyptenaren gaf.

11Daarom zegt de Oppermachtige Here dat Hij naar u, Oholiba, diezelfde volken zal sturen die u met walging de rug toekeerde. 12“Want de Babyloniërs zullen komen, de Chaldeeën, de mannen van Pekod, Soa en Koa en ook de Assyriërs, aantrekkelijke jonge officieren, rijdend op hun paarden. 13Zij zullen vanuit het noorden met paarden en strijdwagens met ontelbaar veel strijders tegen u optrekken. Zij zijn helemaal op de strijd voorbereid. Hun goed bewapende mannen zullen u omsingelen en Ik zal ze op u loslaten om met u te doen wat zij willen. 14Ik zal u mijn jaloerse toorn laten voelen, want zij zullen u met nietsontziende wreedheid behandelen. Zij zullen uw neus en oren afsnijden. Uw overlevenden zullen worden gedood en uw kinderen als slaven worden weggevoerd. Alles wat overblijft, zal worden verbrand. 15Zij zullen u beroven van uw mooie kleren en uw sieraden. 16Zo zal Ik een einde maken aan uw schandelijke gedrag en het overspel, waarmee u in Egypte bent begonnen. En u zult nooit meer terugverlangen naar Egypte en haar goden.” 17Want de Oppermachtige Here zegt: “Ik zal u zeker aan uw vijanden overgeven, aan degenen die u de rug hebt toegekeerd.
Copyright information for NldHTB